De avond dat in Tilburg het vernieuwde 013 opende, was ook de avond van de moordaanslagen in Parijs: vrijdag 13 november 2015. De gasten in Tilburg wisten van niets, maar toch was het een feest dat niet helemaal sprankelde.
door Joep Trommelen
De vernieuwde concertzaal 013 in Tilburg heropenen op vrijdag de dertiende, precies zeventien jaar na de eerste opening; het leek een goeie grap met een rebels ondertoontje dat zo goed past bij popmuziek. Maar terwijl duizenden een feestje vierden op de vrolijke laat-maar-waaien muziek van Caro Emerald, regende het kogels in een andere concertzaal, 350 kilometer zuidelijker. Dat had hier ook kunnen gebeuren, dacht ik de ochtend nadat ik een deel van de feestelijkheden had bijgewoond. En meteen ook: maar ik laat me niet bij de podia wegjagen. ‘Keep on rockin’ in the free world’, met dank aan Neil Young.
Toekomstbestendig
Het was sowieso een rare dag, die vrijdag de dertiende. ’s Ochtends las ik in dagblad Trouw dat 013 nu weer ‘de grootste zelfprogrammerende popclub van het land is’. Met een grote zaal die vijftien meter naar achteren verlengd is en nu plaats biedt aan drieduizend mensen. De twee kleine zalen zijn nu versmolten tot een middelgrote voor zevenhonderd muziekliefhebbers. Nieuw licht en nieuw geluid completeren de schaalvergroting die 013 voor nog geen tien miljoen euro ‘toekomstbestendig’ maakt, zo las ik in mijn ochtendkrant.
013 huurt het gebouw van de gemeente, die de burgers in ieder geval minder op kosten jaagt dan het Utrechtse Tivoli, dat 160 miljoen kostte en nu al een megalomaan blok aan het been van de gemeente is. Dat hebben ze goed voor elkaar in Tilburg! Die avond mocht ik zelf gaan kijken.
De Tilburgse poptempel is nu de enige die na een half jaar verbouwen in het gat kan springen voor bands die te klein zijn voor de Ziggo Dome of de Heineken Music Hall, maar te groot voor een zaal voor tweeduizend mensen. 013 moest ook wel, want overal in den lande groeien de zalen groter: Tivoli in Utrecht, Hedon in Zwolle, Doornroosje in Nijmegen, de Effenaar in Eindhoven, Bibelot in Dordrecht. In Breda wil de Mezz uitbreiden en Rotterdam doet weer mee met popclub Annabel.
Ik was al een hele tijd niet meer in 013 geweest, bezoek de laatste tien jaar sowieso veel minder concerten. Ik beleefde mijn hoogtijdagen als concertganger in de tijd van het Noorderligt, de voorganger van 013 die van 1984 tot 1998 in een oude bioscoop aan de Tilburgse Veldhovenring huisde. Kwestie van leeftijd. Ik ben een ouwe lul wiens harde schijf volstaat met muziek uit de sixties, seventies en eighties. Maar: ‘Hey hey, my my, rock ’n roll will never die!’ Wederom met dank aan Neil.
Mainstream
Legendarische concerten zag ik in het Noorderligt: John Cale met en zonder band, Southside Johnny & the Asbury Jukes, Chris Isaak, Johnny Guitar Watson, DeLaSoul, Kowalski… En ik maakte er in 1988 de komst van de housemuziek mee. Slikte er mijn eerst pretpilletje…
Maar ik hoef volgens 013-podiumdirecteur Frens Frijns niet bang te zijn dat ik als ouwe rocker anno nu verloren loop tussen al het jong grut. In Trouw liet hij optekenen: ‘Tien, vijftien jaar terug waren popconcerten nog iets voor de alternatieve jeugd. Nu is het allemaal veel meer mainstream. Tekenend is dat tegenwoordig de eerste popsterren van ouderdom sterven. Het publiek is meegegroeid: de meeste concertgangers zijn tegenwoordig in de veertig, die hebben het geld om regelmatig naar concerten te gaan. Kon je vroeger wegkomen met een smoezelig gebouw, tegenwoordig wil dat publiek comfortabele toiletten.’
Ik mag dan misschien niet verloren lopen, echt vrolijk word ik ook niet van deze woorden. Mijn subcultuur was een warm bad waarin ik me thuis voelde. Een identiteit, 24/7. Bestaat dat gevoel nog, of is alles nu vrijblijvende lifestyle, een modieuze jas die je ongestraft aan en uit kunt trekken wanneer jij dat wilt?
Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar een avond in het roemruchte Noorderligt – dat door Frijns ongetwijfeld smoezelig zou zijn gevonden. Ik moest me door wietwalmen heenzagen om in het stinkende toilet tot mijn verbijstering te zien hoe een verward iemand met de broek op haar knieën zich van haar plas ontdeed op de vloer! Een vriendelijke vrijwilliger zou haar op zijn hoogst hebben gevraagd zich te gedragen. Anno 2015 zou ze door een kleerkast met een oortje buiten worden gezet. En wietwalmen zijn in 013 anno 2015 al helemaal niet te vinden! Glazen hokken bieden de verstokte roker de gelegenheid tot sfeerloos en in ieder geval thc-vrij genot.
Champagne
Ik ben op 13-11-2015 van de pers, dus ik krijg ’s avonds een polsbandje om voor Vip-gasten die bij de officiële heropening van 013 mogen zijn. We worden door vriendelijke steward-types de trappen op en gangen door geleid die ons naar de grote zaal brengen. Onderweg krijgen we een glas champagne in de handen gedrukt. Ik moet weer even aan het Noorderligt denken. De zwarte trappen en de twee ingangen links en rechts van de zaal ogen ongeveer hetzelfde. De bar helemaal achter in de zaal is ook nog een spoortje Noorderligt-dna, of wil ik dat alleen maar zo zien? En maakt het wat uit?
In de zaal nog meer champagne. Er hangt een soort bioscoopscherm met daarop alle bedrijfsnamen waarvan de mensen op de een of andere manier hebben meegewerkt aan de verbouwing, schat ik zo. Het scherm onttrekt de zaal beneden nog aan het zicht. Want eerst zijn er uiteraard de speeches. En er is taart. Een de grappige Belg Lucas de Man praat alles aan elkaar.
Frijns is die avond een gelukkig man. Hij prijst de gemeente Tilburg, die midden in de crisis tóch geld durfde te steken in 013. Wat daarbij meehielp, is de bescheiden omvang van de investering. ‘De kracht van 013 zit in een soort stoere soberheid,’ zegt hij, en dat klinkt inderdaad stoer en sober. 013 heeft nu volgens hem ‘het beste geluid van Nederland’ en ook jonger dancepubliek kan aan zijn trekken komen, want het aantal vierkante meters waarop gedanst kan worden, is flink toegenomen. ‘Nu hoef je niet meer voor alles naar Amsterdam, hoor ik mensen zeggen. En dat is hartstikke leuk om te horen.’
Frijns schetst een mooie toekomst: voor het succesvolle Roadburn festival worden meer kaarten dan ooit verkocht. Hij kondigt tevens nieuwe festivals aan, en een bredere programmering, ‘van niche tot artistieke mainstream’. Whatever that may be, denk ik. Nadat wethouder Marcelle Hendrickx uit heeft gelegd hoe ze als ‘Haags kakmeisje’ intussen erg gehecht is geraakt aan Tilburg en aan 013, en de Vlaamse spreekstalmeester de twee helften van de genodigden een aantal keren met succes ‘hoer’ en ‘aa’ laat roepen, gaat het scherm met de bedrijven weg en krijgen we een blik op de prachtige nieuwe zaal. Er staat een bandje te spelen, lekker mainstream in ieder geval, met hip geklede en gekapte jongeren die hun best doen op hun voorbeelden uit de sixties te lijken. Intussen druppelen de eerste fans van Caro Emerald binnen. Sommigen rennen omdat ze per se vooraan willen staan.
Verkenning
Ik besluit het bobo-gebeuren op het vergrote balkon te laten voor wat het is – ik houd niet van taart – en ga op verkenning door het gebouw. Kleerkasten houden het publiek in de gaten. Als ik moet plassen merk ik tot mijn genoegen dat het nog steeds een beetje stinkt en dat de ‘zeikgoten’ die ik nog ken van het Noorderligt zijn gebleven. Als ik het toilet verlaat, ik ben er de enige, heeft een bewaker mij al die tijd in de gaten gehouden, hij glimlacht me vriendelijk de gang uit. In de kelder zijn de wc’s echter niet te onderscheiden van die van een willekeurig vliegveld. Ik passeer een aantal eenzame rokers. Er is zelfs een rookruimte van waaruit je, als je je best doet, het podium kan zien!
De garderobe oogt keurig en er zijn lange rijen kluisjes waar concertgangers voor twee euro hun kostbaarheden in op kunnen bergen. Kostbaarheden? Die hadden wij nooit bij ons, fluistert de nostalgische zeurpiet in mijn hoofd.
Dat concertgangers tegenwoordig al gauw veertigers zijn, blijkt in de grote zaal waar iedereen op Caro wacht. Opvallend veel vrouwen in Caro-jurkjes en bloesjes. Het woord mainstream schiet door mijn schedel. Sinds artiesten het niet langer van de cd-verkoop moeten hebben, maar van optredens, zijn de prijzen van tickets geëxplodeerd. Je moet wel geld hebben, wil je nog naar een concert kunnen. Kon ik ergens in de jaren tachtig nog voor 12,50 (guldens!) in het Noorderligt naar een grootheid als John Cale, nu vragen de versleten oudgedienden van Judas Priest net zo vrolijk 49 euro voor een 013-kaartje. Popconcerten met enige allure zijn nog slechts bereikbaar voor de gegoede middenklasse. ‘The Times they are a-Changin’.
Als Caro begint met haar onberispelijke podiumact slaat bij mij de verveling na twee nummers toe. Ik kijk rond. Jong en oud genieten volop. Zelfs kleine kinderen vergezellen hun ouders, de meesten goed gekleed, gekapt en smaakvol meewiegend op de swingende jazzy klanken.
Ik krijg een wee gevoel in mijn buik. Ben ik nou een ouwe zeur die niet eens van een onschuldig openingsfeestje kan genieten? Na enig beraad met de venijnige fluisteraar in mijn hoofd besluit ik van niet. Ik merk alleen letterlijk aan den lijve wat er in dertig jaar veranderd is. Een avond naar een popconcert is niet langer een daad van rebellie, zoals we in die dagen van punk en new wave dachten. Een wethouder van het type kralenketting zou toen zijn uitgefloten. Sponsornamen op een scherm in de zaal? No way… Bewakers in uniform? Die zouden uitgescholden zijn voor fascisten!
Rebellen
Vroeger was alles beter… Tuurlijk niet… Pop was toen ook al business. Maar die stond nog in de kinderschoenen en een deel van de branche wist zich op z’n minst goed te vermommen als iets wat ver af stond van de gevestigde orde. Sterker nog: iets wat daar af en toe lekker tegenaan trapte. En er waren wel degelijk tegendraadse podia, bands en platenlabels…
Maar de meeste rebellen van toen koesteren zich nu in hun verworven welvaart en trekken af en toe nog even hoogstens een rebels jasje aan. Van een opstandige jeugd is geen sprake. Rockmuziek is lifestyle en daarmee vooral een product, ontdaan van zijn gevaarlijke, vernieuwende kanten. De kids van tegenwoordig zijn met andere dingen bezig. Aan het hiphop en dancefront gebeuren gelukkig nog volop nieuwe dingen, al gaan die vooral aan mij voorbij. Net als die openingsact in 013 is popmuziek anno 2015 vooral herkauwen. Herkauwen van een verloren levensgevoel vooral. Nabootsen van wat ooit was, dat deden die openingsavond zowel dat bandje voor de bobo’s als Caro Emerald.
Bang als we zijn van het heden en de toekomst, wonen we het liefst in nieuwe jaren dertig huizen en luisteren we graag naar nostalgische klanken. De meeste nieuwe muziek is oude wijn in nieuwe zakken. De commercie heeft pop onschadelijk gemaakt. Rocken leer je voortaan op een academie in plaats van in een beschimmelde garage. En zonder opstandige jeugd ook geen opstandige muziek. Wat rest is vermaak.
Nog even terug naar 013. Een prachtige zaal met ongetwijfeld veel potentie. Ik zal er nog weleens komen, bij voorkeur bij een act waar wel nog scherpe randjes aan zitten. Maar ik vraag me af hoe lang dat onvoorwaardelijke geloof in schaalvergroting stand blijft houden. Alsmaar groter groeien als wondermiddel voor de genezing van alle kwalen en het verzekeren van een fraaie toekomst, waar hebben we dat eerder gehoord? Lijken die steeds grotere popzalen niet verdacht veel op vierkante luchtbellen? Want wat doen al die veertigers van nu over tien jaar? En durven we na Parijs en wat ongetwijfeld allemaal nog komen gaat, nog wel naar grote concerten?
En vooral: wanneer komt de jeugd eindelijk weer eens een keer in opstand?
© Brabant Cultureel – december 2015